Millingen morgentaal 1570-1590

Gelders archief, Hof van Gelre, inv. nr. 5211, civiele processen; De prins van Zollern contra de graaf van den Bergh aangaande het bezit der heerlijkheid Millingen. In dit dossier o.a. kopieën van Millingse rekeningen, zoals ze ook in het archief van het Huis Bergh te vinden zijn en de Morgentaal van Millingen, die hieronder is weergegeven.

Copia    Mergentael toe Millingen buiten dijckx

Den Wardt, gelegen voor den huiss toe Millingen, die den Rentmeister toegebruicks placht xx morgen.

Daer beneffens aengelegen die geweijdt warden, ende heeft Rutger Anzeemss, unde Derck Schulingh in pacht vijff morgen.

Den Raijcamp, die vurs Rutger Anzeems ten halven wordt gebout drije morgen – iij morgen.

Daerbeneffens een stuck lants aengelegen in grooten – iiiij morgen.

Die greendt, daer en teenden aengelegen, ende streckt nederwartz aenden Tuijn voir den nierwardt in grooten vijfftich morgen – xv morgen.

Dair besieden aengelegen vijff morgen, unde wordt van Rutger Anzeemss then halffen gebout facit v morgen.

Item noch en Heijbach van anderhalven morgen f ij morgen.

Dat Guedt daer Rutger Anzeemss op woondt in grooten – iiij morgen.

Den nijen Rijsswardt acht morgen facit viij morgen.

Somma Lateris sess und sestigh morgen

Item de Middelwardt negen morgen facit viiij morgen.

Den Rijswardt daeren teenden aengelegen drije morgen f: iij morgen.

Die weijde dair besijden angelegen, unde heeftt Henrich Kalff in pacht in grooten twee morgen. Ij morgen.

Item noch den weijde daerbij gelegen, unde heeft herr Joest Spaen in pacht in grooten – iij morgen.

Den nijen rijswardt daer an gelegen vijff morgen v mergen.

Den hueckelomschenwardt, unde die weijde aender stranck, ende heeft Jorden in pacht in grooten vijftien morgen – xv morgen.

Item noch den weijde die Henrich vanden Paverdt in pacht heeft, in grooten twuelff morgen xij morgen.

Dat Guedt, daer Rutger Lippit op woent, unde die weijde aver den Stronck toe saemen xvj morgen.

Den hoff ten Poll, unde den Ossencamp met sijn toebehoir – Lxv morgen.

Den Waijacker in grooten vijfftenhalffen morgen iiiij morgen.

Somma Lateris hondert xxxiij morgen.

Aengaende die Nederste Gemeijnte buiten dijckx

Dat Kleijne weijtghen in grooten soeven morgen – vij morgen.

Dat hoege Sandt in grooten soeven morgen – vij morgen.

Den Talx in grooten vier morgen facit iiij morgen.

Item noch vier morgen die Rutger Anzeemss in pacht heeft – iiij morgen.

Noch drije morgen die Jan die Cremer in pacht heeft – iij morgen.

Dat Slijck in grooten vier morgen facit iiij morgen.

Den Cattendarm – ij morgen.

Aengaende die bijnnen weijde binnen dijckx

Die bijnnen weijde een stuck in grooten xv morgen.

Item noch een stuck in grooten drije morgen facit iij morgen.

Die Pastoir toe Millingen vier morgen iiij morgen

Den Gerichtzbade – ij morgen.

Somma Lateris vier und vijftigh und eijnen halven morgen.

Die hoffstadt, daer Derrick Holtacker op woondt – ij morgen.

Den aicker ander Capellen, den Henrich Kalff in pacht heeft in grooten – iiij morgen.

Dat Konninghs daell, unde heeft Henrich Kalff in pacht in grooten – iiij morgen.

Dat huiss unde Slott toe Millingen met sijn toebehoir – ij morgen.

Item noch negen morgen in Millinghen hueff, unde heeft Derrick van Gelder, unde Helmich die Meij in pacht facit – viiij morgen.

Bijlandt

Die goederen die vur dat water liggen sijn getaxeert op hondert vijff und twintigh morgen – j c xxv morgen.

Somma Lateris hondert vijff und viertigh morgen unde eenen halven morgen.

Folghen die hoffsteden

Die hoffstadt daer den jongen Derrick Anzeemss op woondt, unde hoert Jan van Herde unde Gardt Roelloeffs, in grooten twee morgen – ij morgen.

Arndt vanden Poils hoffstadt twee morgen ij morgen.

Henrich die Wails hoffstadt, dair Derck Otten unde Rutger Beeuirtz op woont, modo Ruth Boenir cum suis – ij morgen.

Derrick van Gelders hoffstadt anderhalfgen morgen – ij morgen.

Den alden Derrick Anzeemss hoffstadt, modo Arndt Pastors cum suis – i morgen.

Gerrit Costers unde Jutt Strijuitz hoffstadt modo Henrich Luilb cum suis in grooten – ij morgen.

Arndt van Vorthuis hoffstadt daer Steven Luilhoffs unde Berndt die Busser op woont, modo Alethgen Laemutz cum suis, met den Busser in grooten – i morgen.

Johan Hamer hoffstadt daer Roeloff Gaijen op woondt, modo Derrick Anzeemss unde Roeloeff Gaijen een halven morgen – j morgen.

Somma Lateris twelff morgen

Die colendicks hoffstadt, daer Derrick Sarris, Gart Stumpell, Willem Sarris, Greit Sarris, unde Griet Tuissertz op woonen, modo Rutger Brandtz in grooten eenen morgen – i morgen.

Noch daer Steven Tuissertz op woondt, unde dat vischool, modo Henrich Tuissertz een halven morgen – j morgen.

Die Kriecken hoffstadt, die Derrick Huibert gekofft heeft, modo den  langen Derrick unde Henrich den Timmerman eenen halven morgen – j morgen.

Griet Manten hoffstadt, daer Henrich Brantz op wondt modo Rijck Suiders, dar den langen Derrick cum suis dat dardendeel aff heeft eenen morgen – i morgen.

Jorden vanden Pavordtz hoffstadt in grooten twee morgen – ij morgen.

Derrick Holtaickers hoffstadt daer Wijntien die Wever op wondt, mode Gerrit Anzeems – i morgen.

Dat Kriecken haeffken unde Roelofs Gaijen hoffstadt, modo Jan van Vorthuisens erffgenahmen unde Derrick Schulingh eijnen halven morgen facit – j morgen.

Somma Latrus vij morgen.

Den Ruebhoff, unde hoordt Arndt van Raij – i morgen ij hondt.

Buidinckx hoffstadt, unde hort Jorden vanden Pavordt, modo Jan vanden Pavordt, dat huiss haeffken, eijnen halven mogen i hondt facit iiij hondt.

Kerstijn Beeuritz hoffstadt, modo Gardt Stoffelen cum suis – i morgen i hondt.

Johan Anzeemss hoffstadt, eijnen morgen eijn hondt – i morgen i hondt.

Willen Gaijen hoffstadt die Henrich Kalff gekoftt heeft, modo Giess van Magen achter Capellen avondt een halven morgen i hondt facit iiij hondt.

Die hoffstadt dair Daem van Brijnen und Gijsbert die Wilde op woond, modo Giess van Maegen eijnen halven morgen twee hondt facit v hondt.

Den Caenhoff unde hort Gerrit die Man vijff mergen – v morgen.

Item noch inden Waijaicker Gerrit die Man – iij morgen.

Noch Gosen van Ulfft, unde Henrich die Wael indie Waijaicker eijnen morgen – i morgen.

Somma Lateris viertich morgen twee hondt.

Derick Hannen hoffstadt, daer Henrick Brantz op woendt, modo Roeloff Hannen, eijnen morgen twee hondt – facit – viij hondt.

Derrick Kalffs hoffstadt daer Helmich Willems op woendt, mode Gerrit Anzeemss eijnen morgen twee hondt facit – viij hondt.

Gerrit Engels hoffstadt, dair Giess Klump op woendt, modo Jan Beenir eijnen morgen unde twee hondt facit – viij hondt.

Henrich die Koicken hoffstadt, unde hort Rutger Lippit, modo Jan Beenir – i morgen.

Die hoffstadt daer Roeloff Hannen op woendt, unde dat Gerrit die Man daer in heeft – ij morgen.

Jan Goosens hoffstadt, dair Derrick Schulingh op woendt een halffen morgen eijn hondt, iiij hondt.

Johan Tijmmers hoffstadt, dair Henrich Raviswaij op woendt, modo Henrich Luijbb – i morgen.

Hendrich vanden Pavordt, modo Willem van Ulftt – xxxvj morgen.

Somma Lateris vier en viertigh morgen und vier hondt.

Marris Kempken, unde hort die Kerck toe Millingen – i morgen.

Noch heeft die Kerck een stuck lantz in grooten – iiij morgen.

Noch heeft die Kerck op die Gemeijnt unde is – i morgen.

Johan van den Pavordt, modo Juffer Henrica vanden Pavordt – xxviij morgen.

Rijckartz hoffstadt, unde hort Gerrit die Man in grooten – ij morgen.

Michill van Rijsswijck vanden Sijpaicker – iij morgen.

Die hoffstadt daer Sepastiaen Vischer op woendt modo juffer Henrica vanden Pavordt, iij morgen.

Jorden vanden Pavordt b. in die Kruem – v morgen.

Die Erffgenaemen zal. Willem Renthen modo Goossen die Waell in die Kruem i morgen ij hondt.

Rutger Lippit, Henrich die Waells kijnderen Willem van Ulfft, Goosen van Ulfft, Beel van Duijffen, unde die Luijjben hebben toe samen in der Kruem – iij morgen.

Modo Rutger Lippit, met Goesen die Waell cum suis.

Somma Lateris negen und viertigh morgen vijften halffen hondt.

Die Eversbergh, unde hort toe Otto van Wachtendonck in grooten negen morgen – viiij morgen.

Roeloff Hannen vandie Beringhen eijnen morgen i hondt – i morgen i hont.

Anna van Bentum modo Willem Sproinckx vanden Eversbergh twe mergen – ij morgen.

Otto van Wachtendonck vanden camp die Bart Luijb bouwt elff morgen xi morgen.

Sint Catharinen vicarie toe Milliingen iij morgen.

Den Nilinghen, unde heeft Roeloeff Hannen int gebruick – iij morgen.

Die hoffstadt daer Peter die Wilt op woont modo Willem de Beijer, die Smeet van Keecken – iij morgen.

Die hoogecamp met die hoffstadt in groote vijftien morgen, unde hoort Elisabeth Brantz – xv morgen.

Sairenhoff modo Jan Scholten toe Embrick – ij morgen.

Somma Lateris negen unde viertigh morgen unde vier hont.

Den camp daer toenden aengelegen in grooten vier morgen, modo Bart Arntz cum suis, iiij morgen.

Den hoff daer Goosen van Ulfft op toewoenen placht, modo Gerrit Anzoemss cum suis – xxxiiij morgen.

Den Biesecamp, modo die weduwe zal. Herman Goris – iij morgen.

Die weduwe zal. Johans vanden Poll modo de Erffgenaemen zal. Hermans Goris achter Brueckman – iiij morgen i hont.

Jorden vanden Pavordt unde Johan van Bijnen modo die kinderen zal. Herman Goris achter Bruckeman – iij morgen ij hont.

Arnt Brants modo Herman Goris erven van Otto Brantz gekofft – iij morgen.

Johan Bruckman modo Claes Kaill unde Herman Goris erven – v morgen.

Biermans camp negen morgen, hijr van heeft Jacob Tuisches iij morgen, Bart Arntz twee morgen, Gerrit Gijsbertz coster toe Keecken acht hont, Jan van Gelder acht hont, Amptman Schaep acht hont facit – viiij morgen.

Somma Lateris vijff und sestigh morgen.

Hillicken van Bijnen, modo Aletghen Brantz cum suis – x morgen.

Arnt Haegens hoffstadt – ij morgen.

Die hoffstadt bij die Kerckhoff, und heeft Roeloeff Hannen unde Derrick Wolters int gebruick, modo Arnt Pastoirs – i morgen i hondt.

Gerrit die Manss hoffstadt gelegen anden Kerckhoff, daer Jan Sonnendach op woendt modo Spijker Jan pechter – i morgen ij hont.

Die Kneckshoffstadt, daer (vur) Tonnis Smit op woendt, modo Lenardt Kalff, und Spijcker Jan pechter iiij hont, wordt nu voor vijff hont gereckent.

Die hoffstadt daer Otto van Gelder op woendt modo Gerrit Gijsbertz die coster toe Keecken – iiij hondt wordt nu voor eijnen halven morgen gereckent.

Des costers toe Millingen hoffstadt eijnen halven mergen twee hont – j morgen ij hont.

Wordt nu voor 4 hont gereckent.

Kremers hoffstadt unde hort Jan van Bijnen modo Claes inghen Monnickhoff – i morgen.

Die Erffgenaemen zal:  Wolter Rijckertz hebben den gruntorpas thien morgen hijr van compt Rutger Lippit acht hont, Roeloff Hannen soeven hont, Jan Manss eijnen morgen, Jan die Beijer twee morgen, zal. Derrick Wolters kinderen drije morgen, unde die Amptman Schaep anderhalven morgen fac x morgen.

Somma Lateris Soeven und twintigh morgen vier hont.

Henrich die Beijer, unde Derck van Gelder hebben die hoffstadt toe Beeck, nu heeft Herbert Brantz deese hoffstadt van zal: Roeloeff van Gelders kinderen int gebruick, twee morgen – ij morgen.

Helmich die Meij, mit sijn kinderen hebben Busmans hoffstadt, modo Lijsbeth Brantz unde Hilliken Brantz twee morgen facit – ij morgen.

Die hoffstadt daer Willem van Ulfft op woondt eijnen halven morgen, eijnen hont, hier van compt nu Derck Anzeemss drie deell, unde Alitghen Brantz dat vierdendeel  facit iiij hondt.

Henrich Janssen toe Keekcen heeft van Derrick Egemans hoffstadt vier morgen, modo Henrich Coenerss toe Griethuisen van zal: Alit Janssen facit – iiij morgen.

Anna Egemans, unde oere kinderen modo die Pastoir toe Millingen heer Peter Buth iij morgen.

Johan Boeckman, modo Claes Kaell van Tijchelers hoffstadt – iij morgen.

Derrick van Barchen heeft die helfft van Johan vanden Polls hoffstadt, modo Henrich Hanscheijt Borghgreeff toe Garmesell, iij morgen.

Somma Lateris Sestien morgen vier hondt

Johan van Bijnen, und Roeloeff Hannen hebben die ander helfft, modo Derrick Anzeemss van Kremers hoffstadt – iij morgen.

Upden Beencken

Die Graff van Stierum – iiij morgen

Anna van Bentum, modo Ruth van Bentum – ij morgen.

Bernt Lubbertz, modo Arndt van Wachtendonck maerschalck – ij morgen.

Jorden vanden Paverdt vijff mergen, modo Rijck und Hector vanden Paverdt unde Gijess van Morgen – v morgen.

Sunt Antonis Capelle drie morgen facit iij morgen.

Claes Bartghens modo Arndt van Wachtendonck – ij morgen.

Jan Krechtinck vandat Geerkempken, unde ist eijnen morgen, twee hondt, modo Jan Vischair – i morgen ij hondt.

Henrich van Hoen hort dat Bijne Velt, daer Wanner Rijckels op woendt – xxij morgen.

Goosen Reesendaels van Hermanss Kamp van wegen der frouw toe Anholt – ij morgen.

Somma Lateris vijff und viertich morgen, vijff hondt.

Herman Rentgiss Kamp – ij morgen.

Den Brieler – xij morgen

Rommen hoffstadt, modo Gerrit Anzeemss – i morgen iiij hondt.

Itzen Serriss, modo Claes Kaell pechter – ij morgen iij hondt.

Die Erffgenaemen Rijck Wolters vier morgen, hijrvan compt den Amptman Schaep Derrick Geelichs, Wolter Derrix unde sijn broder Jacob ijder eijnen morgen facit – iiij morgen.

Rutger Lippit – ij morgen.

Otto Brantz modo Alethgen Brantz indie huiff – iiij morgen.

Die erffgenaemen zal: Willem Vermeher – vij morgen

Noch Henrich Janssen toe Keecken – v morgen.

Jorden vanden Pavordt, modo Derck Jan vanden Pavordt, unde Roeloff Hannen in die Huiff – ij morgen.

Johan vanden Pavordt modo Juffer Henrica – xiiiij morgen.

Somma Lateris seess und vijftigh morgen und drie hondt.

Willem vander Hoevelick, modo Seller – vj morgen.

Henrich vanden Santz lant, unde gebruickt Rutger Lippit, unde ist vier morgen, hier van compt die kijnderen zal. Derrick Hanssen toe Driel drie morgen, unde Jan van Oij aen haeller weijde eenen morgen facit – iiij morgen.

Jorden vanden Paverdt, unde Johan van Bijnen sestenhalven morgen, hier van compt die weduwe zal. Herman Goris drie morgen, unde Derrick Jan vanden Pavordt, unde Roeloff Hannen dardenhalven morgen – vj morgen.

Die erffgenaemen zal. Willem Rentgens twee morgen, twee hondt, modo di weduwe zal: Herman Goriss van Rutger Rerlijss – ij morgen ij hondt.

Dat vicaris landt toe Bijnnen modo Cornelis van Oij – iiij morgen.

Die erffgenaemen zal: Henrich Rutgers drie morgen modo den jonge Henrich Brantz cums suis toe Emmerick wohnhafftigh – iij morgen.

Die erbgenaemen zal: Giess Raeben drie morgen modo Johan Rentgis, unde Gardt Verwaijen – iij morgen.

Somma Lateris xxvij morgen twee hondt.

Nassenlandt, dat Henrich die Waell met sijnen kinderen toehort vier morgen, modo Goosen & Gardt  die Waell facit – iiij morgen.

Johan Henrickx, nu Jan Lijffertz drie morgen modo Gardt Verwaijen facit – iij morgen.

Roeloff Rentgis met sijne kijnderen modo Seller – vj morgen.

Henrich Otten erffgenaemen sess morgen, unde gebruickt Willem vander Hoevelick eijndeel modo facit – vj morgen.

Henrich Muitzfelt opdat Mallenstuck.

Willem vander Hoevelick op dat Mollen stuck modo Seller seess morgen facit – vj morgen.

Kreijenfengers Landt unde hort nu Bernt die Waell unde ist drie morgen facit – iij morgen.

Die Pastor toe Millingen – iiij morgen

Somma Lateris xxxij morgen.

Dit alles voorss: toe recht averlacht, maeckt toesamen achtehalff hondert morgen und xxiiij morgen, darmit ingetaxeert den Bijlant vor hondert ende xxv morgen, hir in ist dat Setlandt uutgesondert.

Alet Jansen Mollen kempken – iij morgen.

Berndt die Waels hoffstadt – ij morgen.

Hilleken Brantz Mollen Kempken, dat sie van Gardt Brantz heeft drie morgen facit iij morgen.

Nota

Die jufferen van forstenbergh anderhalffen morgen dair den Rentmeister van Haelt Cornelis van Oij wetenschap van heeft.

Noch die jufferen van forstenbergh vier morgen facit – vj morgen.

Claes van Harens hoffstadt, modo Frerick Kijmp – i morgen.

Der richter van Persinge, modo Gerrit van die Woldt – ij morgen.

Wir Jacob de Greve, und Godfrido Rhatt alte Burgemeistere und Scheffen der Stadt Cleve urkunden hirmit, dass vor dem solen vesten unnd hochachtbaren herren Hermanss van Elverich genant Heess, unsern richter, unnd unss ien forms dess Gerichtz persoonlich koomen und erscheinen seindt die Eherenfest und wolachtbare Dietherich Schus unser mitscheffen, und Dietherich Streufs abgesondener rentmeister dieser stadt und haben sampt und sunders auff Gerichtlicher instantz dess auch ehrenfestes und grossachtbaren herrn Johansten Rom Rentmeisters zu Millingen nahmens und van wegen ihrer fursten ehtt. Herrn Printzen von Hohenzollern u. leiblich zu gott und dass heiligen Evangelium einen aijdt geschworen und nach trew und fleissiger warnungh der schweern straff meineidtz auff nachgesegten articulen zu ersehen.

Articuli Super quibus

1. Zeugen gegenwertiges Buchlin, oder morgenzahl roll zu Millingen vorzulägern, und folgentz abzufragen ob selbiges nit durch weilandt den alten Dietherich Sebus gewesen Landtschreiber in dem Bilandt, ihrer Zeugem gewesenen lieben vatter sel: auch guten bekanten freundt unnd nachbaren geschrieben, und sunderlingh pag: 4. Da der ein hondert zwantigh funff morgen zu dem Bilandt gehorich gedacht wirdt desen selbst handt seije?

2. Wie langh dessen vatter ungefehr Landtschreiber tott Millingen, Panderen, und inn dem Bilandt gewesen seije?

3. Item in welchem jahr derselb darauss gescheiden und seinen dienst quitirt hatt.

4. Ob nit andere mehr alhir zur platzen wonhafft welchen dessen handt bekandt seije, unnd dieser halb (ussm) nohtfall gezeugenuss der warheit geben kunnen und ob nit auch hiesigen herren Scheffen unnd Secretario selbsten, dessen handt nit bekandt seije?

Catera Suppleat

Directorium

Dietherich Streuifs super sorimum et quartum articulos tautum.

Depositio primi Testis Theodori Sebus.

Ad. 1. Antwoordt Jahe, weher seines  seligen vatters selbst handt.

Ad. 2. Et. 3. Nach todt Henrichen Kalffs Ao 1582 bei zeiten Herberten Verhagen richters zu Millingen, were derselbe Landtschreiber worden, unnd forders continuirt bei antridt des Amptmans (Gerwarten) Schaep ao 1585 biss dass derselb ao 1613 seinen abtrit genohmen, unnd also 32 jahren in officio gewesen, wie selbiges seines seliggemelten vatters verlassene annotation nachfuhren thete.

Ad. 4. Beantwordt zeugen selbigen articuls inhalt mit einen jahr.

Zweiter zeugh Dietherich Streuff, zeugt wie folget

Ad. 1. Were ihme eine bekandte, und dess abgelebten alten Sebuss handt.

Ad. 4. Jahr, man solte derselben alhir viel finden, dennen diese handt bekandt wehre.

Waemitten diese zeugen ihre Kundtschafft geendiget.

Wan nun diese Kundtschaftten dieser Gerichtzbanck  uralten brauch nach abgehort worden, und uber diesem allem, und Scheffen und secretario, vor seliggemelten Sebusen handt uber unss woll bekandt alss haben zu allerseitz urkundt nu sere gewontliche Scheffen siegelen aufs spatium vorgedruckt und respective eigenhandtlich unterschrieben: So geschehen den 6. Augusti Ao 1642.

Was besegelt und underschr. Wilh: Haegen ind: scrib.

Locus sigilli                          locus sigilli

Morgentaell gelegen bijnnen dieckx toe Pannerden toegehorende die buijten erven.

Die drost toe Sevender – xxx morgen

Item die bouwinge die Claes Lamitz in pacht gehadt heeft – vijff morgen.

Die Kerck toe Pannerden – i morgen.

Noch bij Simon Veurs goedt die Karck j morgen.

Garrit Floris – i morgen.

Willem Roijck – i morgen

Die kerck toe Hulhuisen – i morgen

Die Pailacker – i morgen

Die Pastorie toe Pannerden – iij morgen

Tonnis Alertz hoffstadt – iij morgen

Jan van Gelders hoffstadt – iij morgen

Die armen toe Pannerden – i morgen

Dar Willem van Duiun toe woonen placht

Evert the Man & Jan Buchers cum suis – ij morgen.

Joncker Daem vander Hooffen – I morgen

Nu Gardt Goriss vanden Bouwent.

Wij Burgemeister schepen raedt der Stadt (heenvurge) deren konde und attesting, dat wij dese copie tegens die original morgentael rolle, bij schepen der Stadt Cleve undersegelt, gecollationirt und dat mede glijckluidende befunden hebben, Oirkundt unser Stad segel hier under gedruckt t’h(erenwege) den 15 Septembris Ao 1643.

In absentia secret …………

Copia

Ick Mattheus van Moontfoort, Ambtman ende Dijkgreff tott Millingen, Richter tott Hoemoet doe Kundt ende cartificiere vermits dese, dat voor mij, oirkundt Schepen Bardt van Eck ende Derrick Verwaijen, persoonlick gecompareert sijn, Jan vanden Paverdt, Arnt Brandts, Jan Krechtinck, ende Gerrit ten Laer Gerichtlelick geproduceert ter instantio van Jan Rom in qualiteit als rentmeister tott Millingen, om op naefolgende vragarticulen eedtlick toe moegen worden examinieert, die dan daeraver gevracht sijnde, hebben gedeponiert t’geene hijrnae volgt.

1

Ierstlick getuigen oerer ouderdomb alstoevragen

Jan vanden Pavordt verclaert omtrent negen en viertigh offte vijftigh jaeren olt toe sijn.

Arndt Brants segt ongeveer acht ende viertigh jaeren olt toe sijn.

Jan Krechtinck tuigt ongeveer negen en viertigh jaren olt toe sijn.

Gerrit de Laer verclaert omtrent olt t’wesen vier en viertigh jaeren.

2

Woe lange jaeren sij deponenten in Millingen gewoont, ende  off sij aldaer gebaeren ende opgetaegen;

Ad secundum articulum segt Pavordt aldaar nijdt gebaren maer den meesten tijdt sijnes levens gewoont toe hebben.

Brantz tuigt binnen Millingen gebaren toe sijn, oock steets hen aldaer, uuijtgesondert vier jaeren, gewoont toe hebben.

Krechtinck verclaert den meesten deels tijdts van sijn leven tott Millingen verkeirt t’hebben.

Gerrit d’Laer affimat secundum articulum.

3

Off sij getuigen nijdt tott Millingen Bourmeester geweest sijn, ende den ontvanck van alle contributien, ongelden, defecten, morgentalen, hornbeesten, ende dergelijcke lasten, somace aen zijden van haer Konigl Maijst in Hispanien als der hochmogend:  heeren Stadten generaal deser vereenigden Nederlanden aldaer gehadt ende ingevordert hebben;

Pavordt negat. 3 um articulum.

Brantz tuijgt, dat hij inden jaere 1639 aldair ter plaetzsen die defect=cedulen ingemaent heeft.

Krechtinck segt dat hij zedert den jaere 1630 den meesten tijdt Bourmeester geweest is, ende verscheidene ongelden die tott Millingen uuijtgeset, ingemaent heeft.

Gerrit d’Laer affirmert 3um articulum.

4

Off uijdt wair, dat die Grint, den hoeckelumschen weerdt, Lange weijde, den Middelwart, het Blairkempken, den hussewerdt, voorts alle t’geenige so uuijter den rijsswardt tott landt gemaeckt is worden, mitzgaders den gantzen uuijterwardt, ende die geheele rijssweerden alle tijdt ende van eersten aen, so lange als die getuigen gedencken tott desen tijdt toe onder ende wan die, van die heerligheijt Millingen, als daer onder gelegen  sijnde in schattungen sijn aengeslagen, ende alle voorhaelde lasten, gelijck andere onder Millingen gelegene landen, gedragen, ende aen die Bourmeesters der heerligheijt Millingen betaelt, oock t’elcker reijse den klockenslagh gevolgt hebben.

Pavordt tuigt ad 4um articulum dat die Landerien in desen voorn vragarticul gespecificeert so lange hem gedenckt, altoos uuijtgesondert den rijsswart daervan hij geen Kenniss in draegende, in die uuijttsetting neffens andere so binnen als buijten dijcks gelegene Landerien mede aengeslagen ende nummermeer …van int minste verschoent sijn worden.

Brantz verclaert, dat hij getuge van alle die Landerien bis op die wael toe, die defecten geboert heeft, uuijtgesondert vanden rijsswart, doch hadde wel van anderen hoeren seggen, hoe dat den rijsweert voor desen oock gegeven hadde, dat sij oock altijdt den Klockenslagh gevolgt voorbehaltlich dat den jaer drije offte vier, herwarts sommige sich daerinne weigerlich getoent hadden.

Krechtinck affirmat, ende dat aengaende den Klockenslagh sich sommige omtrent drije offte vier jaeren geleden aller eirst weigerlick gemaeckt, die doch toebevorens alle tijdt den klockenslagh gevolgten.

Gerrit d’Laer getuigt den inhalt deses vierden articuls waer toe sijn dat sij oock den Klockenslagh gevolgt, uuijtgesondert twee offte drije jaeren herwarts als sij sich weigerlich getoent hebben.

5

Off uijdt waar, dat het alsoo, wie voorschreven noch op huidigen dach dairmet gecontinueert ende achtervolgt wordt.

Getuigen elck a part aver desen lesten vragarticul geexamineert sijnde verclaren dat op huidengen dagh toe noch alle ongelden, daervan gemaent ende ingeboert worden;

Waermede deponenten haere Kundtschap eijndigende hebben dieselve met sole(nen)enelen eede gesterckt ut juris, des t’oircondt heb ick Amptman ende richter voorn, dese voor mij ende den schepenen voorn, met mijn gewoonlick zegel onder op’t spacium bekrefttigt. Soo geschiedt Millingen den 2 junij Anno 1643 understondt Mattheus von Montfort, locus sigilli

C van Wijlick-L……

Dese copie is met den besegelden und underschrevenen Original befunden ter concordiren, twelck weij schepen der Stadt (Herenberg), den 15 septembris 1643.

Otto van Broenen (Groenen) Henrick Everwijn.

Achterzijde:

Eisch van Eitoe Frederick furst tot Zolre & Graaff Albert van den Bergh

Sent15 July (met latere hand toegevoegd en weer doorgehaald: 1643 en toegevoegd: 10 mei 1644).